Elisabeth Amalie Eugenie in Beieren (München, 24 december 1837 - Genève, 10 september 1898) was hertogin in Beieren en prinses van Beieren uit het huis Wittelsbach en later – door haar huwelijk met keizer Frans Jozef I – keizerin van Oostenrijk en vanaf 8 juni 1867 tevens koningin van Hongarije.
Ze is algemeen bekend onder haar bijnaam Sisi, zoals haar familie haar noemde. Met deze naam ondertekende ze ook haar brieven naar intimi. Sissi, met dubbele s, is wijdverbreid vanwege de titel van de op haar leven gebaseerde filmtrilogie.
Jeugd
Elisabeth was de tweede dochter van hertog Maximiliaan Jozef in Beieren en prinses Ludovika, dochter van koning Maximiliaan I Jozef van Beieren. Met haar zeven broers en zussen bracht ze een gelukkige kindertijd door in het Hertog Maxpaleis aan de Ludwigstrasse nr. 8 in München. De hertogelijke familie had ook een zomerkasteeltje, Schloß Possenhofen, in Possenhofen aan de Starnberger See. Hun ouders hadden geen verplichtingen aan het Beiers hof en zo hadden de kinderen een tamelijk onbekommerde jeugd. Elisabeth was bijzonder zorgeloos en liberaal opgevoed door haar vader.
In 1853 begeleidde de 15-jarige Elisabeth haar moeder en oudere zuster Helene op een reis naar het Oostenrijkse Ischl (tegenwoordig Bad Ischl), waar Helene de aandacht van haar 22-jarige neef, keizer Frans Jozef – die in Ischl zijn 23e verjaardag zou vieren – moest trekken. Deze viel echter op Elisabeth (die op haar beurt eigenlijk leek voorbestemd voor Frans Jozefs broer Karel Lodewijk) en op 24 april 1854 trouwde de inmiddels 16-jarige Elisabeth met de 23-jarige keizer in de Augustijnenkerk te Wenen.v
Streven
Elisabeth zag het als haar taak om Hongarije en Oostenrijk weer tot elkaar te brengen. De band tussen de beide landen was na de Hongaarse Revolutie van 1848 tegen de regering van Wenen zeer slecht. Elisabeth wist de landen te verenigen en in 1867 werd de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie opgericht. Elisabeth, die altijd al met de Hongaren had gesympathiseerd, werd koningin van Hongarije. Samen met haar echtgenoot werd ze in Boeda (Boedapest) op 8 juni 1867 tot koningin van Hongarije gekroond. Ongeveer tien maanden later werd hun vierde kind Marie Valerie (1868-1924) geboren. Met de toenemende populariteit van Elisabeth in Hongarije, daalde haar populariteit navenant in de overige koninkrijken en landen van de Donaumonarchie. Met name in het Habsburggetrouwe Bohemen zag men met argusogen aan hoe de opstandige Hongaren – onder invloed van Elisabeth – allerlei voorrechten kregen die henzelf werden onthouden.
Elisabeth had niet alleen een grote liefde voor Hongarije. Ook Griekenland en – in navolging van haar lievelingsdichter Heinrich Heine – de Griekse klassieke oudheid, oefenden een grote aantrekkingskracht op haar uit. Ze leerde zelfs Nieuwgrieks en was deze taal op een gegeven moment zo machtig dat ze een vertaling maakte van een novelle van een andere favoriete Duitse schrijver, Paul Heyse. Diens novelle Die Einsamen verscheen in een door de keizerin, onder het pseudoniem Gloriette, geschreven vertaling, te Athene, in 1893.[1] Op Korfoe liet ze een slot met de naam Achilleion bouwen, waar ze maar kort van heeft kunnen genieten. Het huis beviel haar bovendien meteen al niet. Nadat kosten noch moeite waren gespaard voor de bouw en inrichting, liet ze bijna meteen na oplevering een groot gedeelte van de meubels weer verschepen naar Wenen, waar ze werden opgeslagen. Na haar dood erfde haar dochter Gisela het huis, dat zij in 1907 aan keizer Wilhelm II van Duitsland verkocht.
Elisabeth werd ook beroemd door haar invloed op de mode en om haar schoonheid, dieet, lichamelijke oefeningen en sport, die haar het uiterlijk gaven van een anorexia nervosa-patiënte. Elisabeth was 1 meter 72 lang, maar woog in het algemeen tussen de 45 en 50 kilo, buiten haar zwangerschappen om uiteraard. Toen er voor het eerst sporttoestellen werden besteld voor in de Hofburg, dacht men dat deze voor Franz Jozef en andere heren bedoeld waren. Men was dan ook zeer verbaasd toen men vernam dat Elisabeth deze sporttoestellen gebruikte. Op middelbare leeftijd was ze, vooral in haar eigen ogen, niet mooi meer en haar huid was sterk verouderd. Daarom verborg zij zich achter zware voiles en opgeheven waaiers, ook omdat ze het haatte aangestaard te worden. Er mochten vanaf 1875 geen foto's meer van haar worden gemaakt, zodat naar haar eigen zeggen haar schoonheid eeuwig zou blijven. De ouder wordende Elisabeth was steeds op reis of, zo men wil, op de vlucht.
Reizen
Ook ontwikkelde de keizerin in deze tijd de gewoonte om her en der onaangekondigd op visite te gaan. Onder meer koningin Victoria van het Verenigd Koninkrijk en koning Willem III der Nederlanden viel deze "eer" te beurt. Ook verscheen ze onaangekondigd aan het Griekse hof. De wacht herkende haar niet en nam haar niet serieus toen ze vertelde dat ze de keizerin van Oostenrijk was. Uiteindelijk bleken de koning en koningin (George I en Olga) niet thuis te zijn. Daarop besloot Elisabeth dan maar langs te gaan bij de kroonprins, Constantijn. Die was evenmin thuis, maar zijn vrouw, de Pruisische prinses Sophie wel. De keizerin nodigde zichzelf uit en stond er op in het Grieks te converseren, hoewel de Griekse kroonprinses deze taal niet machtig was.
Kinderen
- Sophie Frederika Dorothea (5 maart 1855 - 29 mei 1857)
- Gisela Louisa Marie (12 juli 1856 - 27 juli 1932), gehuwd met prins Leopold van Beieren
- Rudolf (21 augustus 1858 - 30 januari 1889), kroonprins, gehuwd met prinses Stefanie van België
- Marie-Valerie (22 april 1868 - 6 september 1924), gehuwd met Frans Salvator van Oostenrijk, kleinzoon van Leopold II van Toscane
Damesorden en een gouden roos
Elizabeth was als keizerin beschermvrouwe en hoofd van de Orde van het Sterrenkruis. Zij was ook beschermvrouwe en hoofd van de andere Oostenrijkse damesorden. Het was indertijd nog niet gebruikelijk om dames in ridderorden op te nemen. Zo droeg Elizabeth alleen damesorden uit Oostenrijk, Mexico en Spanje. Paus Pius IX schonk haar in 1868 een Gouden Roos, een bijzonder huldeblijk van de Heilige Stoel. Deze gouden roos in een kristallen vaas kon niet worden gedragen maar wel worden neergezet.
Elisabeth droeg geen van de Beierse damesorden.
- Beschermvrouwe en Hoofd van de Orde van het Sterrenkruis
- Beschermvrouwe en Hoofd van de Orde van de Naastenliefde
- Beschermvrouwe en Hoofd van de Orde van de Slavinnen van de Deugd
- Beschermvrouwe en Hoofd van het Instituut van Elisabeth-Theresia
- Dame Grootkruis van de Orde van Sint-Karel, een damesorde van het Keizerrijk Mexico
- Dame van de Koninklijke Orde van Maria Louisa (Spaans: "Real Orden de Damas Nobles de la Reina María Luisa"), een damesorde van het Koninkrijk Spanje
- De Gouden Roos
Erfenis van de keizerin
Elisabeth liet haar kinderen en kleindochter een groot vermogen (10 miljoen gulden of 4,5 miljoen euro, in 2001 een miljard schilling) na. Zij had haar echtgenoot voor haar kostbare reizen, paarden en bouwproject laten betalen, maar belegde ondertussen haar ruime toelage in Zwitserland. Haar kostbare juwelen waren spoorloos. De 600 gedrukte bladzijden, vaak met haar man en zijn hof spottende, gedichten die de keizerin in de trant van haar geliefde voorbeeld Heinrich Heine schreef, waren vanwege hun republikeinse sympathieën aan de zorg van de Zwitserse regering toevertrouwd. Zij mochten pas in 1950 worden uitgegeven en de opbrengst moest gaan naar weeskinderen en "de voor politieke misdrijven veroordeelden" in Oostenrijk. Pas in 1980 werden de gedichten uitgegeven, onder redactie van Elisabeths biografe Brigitte Hamann. Voor welke politiek vervolgden de opbrengsten precies bedoeld waren, is niet bekend. De gedichten werden overigens nauwelijks gekocht, zodat van winst geen sprake was.
Het wapen van sisi